Verwarming wordt nu nog meestal verkregen door het verstoken van gas, kolen of hout. Dit is nu gebruikelijk in huishoudelijk en met uitzondering van gas en kolen niet industrieel verbruik. Al deze stoffen kennen schadelijke uitstoot. Oplossingen worden gezocht in grote warmtenetwerken waarbij de warmte (en middels een warmtewisselaar om te zetten in AC) wordt geleverd als restproduct uit industriële producties. Duur in aanleg, maar relatief goedkoop in gebruik. Bij de rendementsberekeningen blijft de schadelijke uitstoot die de industriële producties op zich veroorzaken achterwege: worden deze meegenomen, is deze warmte zwaar vervuilend. Het is daarnaast een overweging, dat een heel groot netwerk een veiligheidsrisico met zich meebrengt. Een centrale storing kan het hele netwerk platleggen. Aardwarmte, door velen gezien als een alternatief, is kostbaar in aanleg en de pomp zorgt voor hinderlijke geluidsoverlast.
Bij het vrijgeven van waterstof komt ca. 90* C aan warmte vrij. In een buurtgemeenschap kan centraal met een brandstofcel de waterstof worden omgezet in duurzame elektriciteit en de daarbij vrijkomende warmte middels een beperkt warmtenetwerk zorgen voor warmte en met een warmtewisselaar AC. Stel dat men kiest voor individuele verwarming en elektriciteit kan er een vrijgavekastje worden geplaatst die gevoed wordt door een cassette met H2Fuel poeder die bij de supermarkt verkrijgbaar is bij inlevering van de volle cassette met spent fuel (regeneratie). Denkbaar is dat daarbij een statiegeld principe wordt ingevoerd.